Monday, April 21, 2014

50 Jaar Migratie (1964-2014) - Belgische Steenkoolmijnen


Begin 20e eeuw was de bloeiperiode  van de Waalse steenkoolmijnen dankzij de enorme vraag naar steenkool als belangrijkste grondstof van de industrialisering.

Na wereldoorlog I werden mijnen in gebruik genomen uit Zuid-Limburg. De Limburgse kolenproductie was vooral nodig voor de Waalse staalindustrie. De Waalse mijnen waren immers te verouderd om nog aan de vraag te kunnen voldoen.
Vlaamse arbeiders  vertrokken ’s morgens om 4 u met treinen van uit de Westhoek naar Limburg  Luik en Henegouwen. Om 22u waren ze terug thuis.  Sommigen hebben zich in het Waalse  genesteld. Hun nazaten heten Cools, Onkelincx, Van Cauwenberghe, Van der Biest..

Tijdens Wereldoorlog II werkten Russische en Poolse  krijgsgevangenen in de ondergrond.  Na de bevrijding in 1944, had men 44.000 mijnwerkers nodig in de Limburg. 

Het was uitputtend en ongezond werk. Stoflongen (silicose) bezorgden mijnwerkers veel te vroegtijdig een ellendig levenseinde door zuurstofgebrek.  

Om de economische groei op te vangen heeft in datzelfde jaar (1944) de Belgische staat een emigratiecontract afgesloten met Italië waardoor mensen vandaar in onze steenkoolmijnen kwamen werken.  In ruil daarvoor transporteerde België steenkool naar Italië.

In 1956 werkten in Wallonië 64.000 Italiaanse mijnwerkers.  Eén van hun kinderen draagt de voornaam  Elio.   

Na de mijnramp in Marcinelle  (1956), met 262 doden  waarvan 136 Italianen verbreekt de  Italiaanse staat  het emigratiecontract met België waardoor er een forse daling is van Italiaanse mijnwerkers maar ook andere nationaliteiten beginnen de mijnen te verlaten en Marcinelle  was nog maar een kleine ramp vergeleken bij de catastrofe op 10 maart 1906 in Courrières (Pas de Calais): 1.099 slachtoffers of  in 1942 in het Chinese Benxi : 1.549 doden. 

Rond die tijd veranderde het economische wereldbeeld grondig.

Olie en Gas werden de gebruikelijke brandstoffen.

Kolen, enkel nog nodig voor de staalindustrie, lagen in Australië, Zuid Afrika bovengronds. 

Na  W.O. II was een overvloed van scheepstonnage (oude Liberty-ships o.a.) beschikbaar om deze kolen van zeer goede kwaliteit goedkoper aan wal te brengen dan deze aangevoerd uit de Kempen.

De bestaande staalfabrieken in het binnenland die constructiestaal maakten werden obsolete. Men bouwde nieuwe fabrieken voor consumptiestaal (auto’s, frigo’s, conserven) aan zee. Het tijdperk van de Maritieme Staalnijverheid was aangebroken.
Frankrijk bouwde Usinor Dunkerque en Fos Marseille. Engeland Port Talbot in Wales, Duitsland moderniseerde Bremen, Amerika verliet de Iron and Steel business aan de Grote Meren en liet die over aan Japan waar alle fabrieken aan zee liggen.  Cockerill en Arbed kwamen laattijdig en met tegenzin tot de conclusie dat ze dat ook moesten doen. Sidmar’s hoogovens startten pas in 1967.

Sinds 1958 brak de Internationale Kolencrisis uit en werden door de E.G.K.S. (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) productiebeperkingen opgelegd. De verliezen in de mijnbouwsector namen steeds onrustbarender vormen aan. Houthalen werd in 1964 gesloten als eerste Belgische mijn, de anderen volgden.

De woede van de Limburgse mijnwerkers  (er vielen doden in Zwartberg) leidde tot de  “Akkoorden van Zwartberg”  waar besloten werd dat er geen mijnen meer zouden gesloten worden tot er voor vervangende werkgelegenheid werd gezorgd. De nieuwe N.V. Kempische Steenkoolmijnen, waar de  Belgische overheid de meerderheid had, zuiverde de verliezen aan op kosten van de belastingbetaler.  De mijnwerkers nodig om kolen te delven –die we niet meer nodig hadden- in de resterende zieltogende mijnen  ging men in datzelfde jaar 1964 halen in Marokko en Turkije. 

Ze moesten wel een lidboekje kopen van de Socialistische Partijen.

De Staat verplichtte de staalfabrieken er om tot 20% van hun behoeften aan te kopen.
In 1974 werd een migratiestop ingeroepen.

De Belgische overheid draaide in de jaren tachtig de subsidiekraan voor de vijf overgebleven Limburgse mijnen definitief dicht. Er werkten dan nog 18.000 mijnwerkers, die werden verleid met hoge oprotpremies en erg gunstige pensioenregelingen.


De heren Directeurs en Secretarissen-Generaal van de E.G.K.S. (voorloper van de Europese Unie) waren er nog beter van af. De E.G.K.S. opgericht in 1952 voor 50 jaar, betaalde hun royale wedde uit tot 2002.

President Obama bezocht Flanders Field Memorial Cemetary in Waregem



1918

De geallieerden kregen door de komst van de Amerikanen een numeriek overwicht waardoor ze een groot offensief konden lanceren en de Duitsers uiteindelijk wisten te verslaan. 

En toen sloeg de griep toe…

In totaal raakte een kwart van het Amerikaanse leger besmet met het griepvirus. Volgens officiële cijfers zijn er in totaal meer dan 57.000 Amerikaanse soldaten aan ziekten – hoofdzakelijk griep – overleden

Er mocht niets gepubliceerd worden wat ook maar enigszins de moraal van de troepen zou kunnen verzwakken. Alleen in Spanje, dat neutraal was, besteedde de pers er veel aandacht aan, vandaar dat men het “Spaanse” griep noemde, voor de  Duitsers was het de “Flämische”.

Het virus  vertoonde zich voor het eerst in maart 1918 op de militaire basis Fort Funston in Kansas en verspreidde zich van daaruit naar andere legerbases in de VS.
 

Met het op gang komen van de Amerikaanse troepenzendingen naar Europa, begon het virus zijn dodelijke tocht.

Onderzoekers uit de V.S. nemen aan dat de oorzaak van de griep een gemuteerd virus  was dat via Chinese spoorwegarbeiders  in de VS belandde.  Het zou in Fort Riley, Kansas, waar men grootschalig kippen en varkens kweekte, door mutatie de besmetting van mens tot mens mogelijk maken.

In september 2005 zijn microbiologen van het US Armed Forces Institute for Pathology erin geslaagd om het virus (subtype H1N1) opnieuw te maken. Het onderzoek was gebaseerd op viraal RNA uit de long van een soldaat die in 1918 was gestorven.

President Woodrow Wilson kreeg de Spaanse griep tijdens de vredesonderhandelingen in Versailles (1919) maar hij herstelde. Er wordt gesteld dat door zijn afwezigheid bij de besprekingen de eisen aan het verslagen Duitsland strenger waren geworden en daardoor de kiem legde voor W.O. II.


Geschiedenis van het Verzekeringswezen.






De eerste sporen van het verzekeringswezen gaan terug tot 2000 V.C. in Babylonië; de code van Hammourabi stipuleerde hoe men zich kon indekken tegen risico’s mits betalen van een premie.

Bij de  Grieken en later de Romeinen  vindt men ook de eerste levens-en gezondheidsverzekeringen.  200 jaar V.C., had men in Rhodos al een systeem van scheepsverzekering.

In de Middelleeuwen speelden de Gilden de rol van verzekeraar tot en met de begrafeniskosten.

Pas in de 17° eeuw start de moderne verzekeringswereld in Londen, draaischijf van de wereldhandel. Na de brand die de stad verwoestte in 1666 (meer dan 13000 panden verwoest) sticht Nicholas Barbon een agentschap om gebouwen te verzekeren.

In de jonge Verenigde Staten stichtte Benjamin Franklin (1706-1790) in Philadelphia de “Contributionship for the Insurance of Houses from Loss by Fire” maar hij was de eerste om te risicovolle gebouwen te weigeren.

In 1688 opent Edward Lloyd, een oude Welshman (sommige bronnen wagen van een zeerover) een café in 1688 aan de Tower Street in Londen. Dit werd een verzamelplaats voor mensen uit de scheepvaartwereld: reders en financiers, kapiteins, stuurlui en  matrozen. Dit praatcafé werd de plaats voor betrouwbaar scheepvaartnieuws en handel in verzekeringen.

De Lloyd's, van oorsprong een markt voor scheepvaartverzekeringen,  is nu algemener, al maken scheepvaartverzekeringen het grootste deel uit van de omzet.
In het lokaal van hun toenmalige vestiging en later in de drie opeenvolgende Lloyd’s gebouwen  hing de scheepsklok van  “La Lutine”, een fregat met goudlading dat verging in 1799 nabij Terschelling. De lading was verzekerd bij de Lloyds dat de schade uitbetaalde, na heel wat weerwerk..  In 1858 werd de scheepsbel geborgen.. De bel van de Lutine werd tot circa 1980 eenmaal geluid bij slecht nieuws, en tweemaal bij goed nieuws. Thans wordt de klok (een nieuwe, de oude is gebarsten) slechts ceremonieel gebruikt, bijvoorbeeld bij belangrijke gasten wordt de bel twee keer geluid, en bij rampen als de aanslagen van 9/11 en de Tsunami één keer.

"La Lutine"


Na een sinister heeft een mens best een goede makelaar en/of een goede advocaat nodig.  Dat wist Shakespeare ook.  In zijn “Merchant of Venice” trok Shylock aan het kortste eind, niettegenstaande een spijkerhard contract, omdat advocaat Portia de kleine lettertjes gelezen had. Shylock mocht zijn pond vlees uit de arme Bassano snijden maar… een druppel bloed mocht er niet bij zijn.

Tegenwoordig leven we in een “Global Village” waar iedereen willens nillens moet mee betalen voor rampen met kerncentrales die gebouwd zijn op tektonische breuklijnen (waar aard-en zeebevingen schering en inslag zijn), voor overstromingen in verkavelingen toegestaan in rivierbeddingen, voor aanslagen van terroristen, dat alles onder het motto van de solidariteit.