Begin 20e eeuw was de bloeiperiode van de Waalse steenkoolmijnen dankzij de
enorme vraag naar steenkool als belangrijkste grondstof van de
industrialisering.
Na wereldoorlog I werden mijnen in gebruik genomen uit Zuid-Limburg. De
Limburgse kolenproductie was vooral nodig voor de Waalse staalindustrie. De
Waalse mijnen waren immers te verouderd om nog aan de vraag te kunnen voldoen.
Vlaamse
arbeiders vertrokken ’s morgens om 4 u met
treinen van uit de Westhoek naar Limburg
Luik en Henegouwen. Om 22u waren ze terug thuis. Sommigen hebben zich in het Waalse genesteld. Hun nazaten heten Cools, Onkelincx,
Van Cauwenberghe, Van der Biest..
Tijdens Wereldoorlog II werkten Russische en
Poolse krijgsgevangenen in de ondergrond. Na de bevrijding in 1944, had men 44.000 mijnwerkers
nodig in de Limburg.
Het was
uitputtend en ongezond werk. Stoflongen (silicose) bezorgden mijnwerkers veel
te vroegtijdig een ellendig levenseinde door zuurstofgebrek.
Om de economische groei op te vangen heeft in
datzelfde jaar (1944) de Belgische staat een emigratiecontract afgesloten met
Italië waardoor mensen vandaar in onze steenkoolmijnen kwamen werken. In ruil daarvoor transporteerde België
steenkool naar Italië.
In 1956
werkten in Wallonië 64.000 Italiaanse mijnwerkers. Eén van hun kinderen draagt de voornaam Elio.
Na de
mijnramp in Marcinelle (1956), met 262
doden waarvan 136 Italianen verbreekt de
Italiaanse staat het emigratiecontract met België waardoor er
een forse daling is van Italiaanse mijnwerkers maar ook andere nationaliteiten
beginnen de mijnen te verlaten en Marcinelle was nog maar een kleine ramp vergeleken bij de
catastrofe op 10 maart 1906 in Courrières (Pas de Calais): 1.099 slachtoffers
of in 1942 in het Chinese Benxi : 1.549
doden.
Rond die tijd veranderde het
economische wereldbeeld grondig.
Olie en Gas werden de
gebruikelijke brandstoffen.
Kolen, enkel nog nodig voor de
staalindustrie, lagen in Australië, Zuid Afrika bovengronds.
Na W.O. II was een overvloed van scheepstonnage
(oude Liberty-ships o.a.) beschikbaar om deze kolen van zeer goede kwaliteit
goedkoper aan wal te brengen dan deze aangevoerd uit de Kempen.
De bestaande staalfabrieken in
het binnenland die constructiestaal maakten werden obsolete. Men bouwde nieuwe
fabrieken voor consumptiestaal (auto’s, frigo’s, conserven) aan zee. Het
tijdperk van de Maritieme Staalnijverheid was aangebroken.
Frankrijk bouwde Usinor
Dunkerque en Fos Marseille. Engeland Port Talbot in Wales, Duitsland
moderniseerde Bremen, Amerika verliet de Iron and Steel business aan de Grote
Meren en liet die over aan Japan waar alle fabrieken aan zee liggen. Cockerill en Arbed kwamen laattijdig en met
tegenzin tot de conclusie dat ze dat ook moesten doen. Sidmar’s hoogovens
startten pas in 1967.
Sinds 1958 brak de
Internationale Kolencrisis uit en werden door de E.G.K.S. (Europese Gemeenschap
voor Kolen en Staal) productiebeperkingen opgelegd. De verliezen in de
mijnbouwsector namen steeds onrustbarender vormen aan. Houthalen werd in 1964 gesloten als eerste Belgische
mijn, de anderen volgden.
De woede van de Limburgse
mijnwerkers (er vielen doden in
Zwartberg) leidde tot de “Akkoorden van
Zwartberg” waar besloten werd dat er geen
mijnen meer zouden gesloten worden tot er voor vervangende werkgelegenheid werd
gezorgd. De nieuwe N.V. Kempische
Steenkoolmijnen, waar de Belgische
overheid de meerderheid had, zuiverde de verliezen aan op kosten van de
belastingbetaler. De mijnwerkers nodig
om kolen te delven –die we niet meer nodig hadden- in de resterende zieltogende
mijnen ging men in datzelfde jaar 1964 halen in Marokko en Turkije.
Ze
moesten wel een lidboekje kopen van de Socialistische Partijen.
De Staat verplichtte de
staalfabrieken er om tot 20% van hun behoeften aan te kopen.
In 1974 werd een migratiestop
ingeroepen.
De Belgische overheid draaide in
de jaren tachtig de subsidiekraan voor de vijf overgebleven Limburgse mijnen
definitief dicht. Er werkten dan nog 18.000 mijnwerkers, die werden verleid met
hoge oprotpremies en erg gunstige pensioenregelingen.
De heren
Directeurs en Secretarissen-Generaal van de E.G.K.S. (voorloper van de Europese
Unie) waren er nog beter van af. De E.G.K.S. opgericht in 1952 voor 50 jaar, betaalde
hun royale wedde uit tot 2002.